Brand – De ramp in het kwadraat

 

DIT IS HOE HET VERHAAL BEGINT

Met het geluid van een sirene. Met een man in een kantoor op een luchthaven.

Zijn hoofd rust op een stapel ringmappen. Hij slaapt. Kind nummer twee, vijf weken oud, heeft de halve nacht gehuild.

Dwars door het geloei van de sirene heen slaapt de man. Dwars door het lawaai van de rennende voetstappen op de trap - van de knal van de deur die tegen de muur vliegt - van de stem van een vrouw die zijn naam roept, dwars door alles heen slaapt de man. Pas wanneer de vrouw ruw aan zijn schouder schudt, wordt hij wakker en hoort de schreeuw die hem later op onbewaakte momenten nog vaak te binnen zal schieten:

‘NIELS! BRAND!’

 

DIT IS HOE HET VERHAAL VERDERGAAT

Met brandweeroverste Niels die in zijn eentje uitrukt in de crashtender, de nieuwe blusreus. Vloekend zit hij achter het stuur, want waar in godsnaam zijn zijn collega’s, Vera en Jeroen?

Wanneer hij aankomt bij het brandende vliegtuig dat vlakbij de hangar van de vliegclub vuur heeft gevat, dondert een nog krachtiger vloek door de cabine.

‘Godverdegodver, het is de Robin!’ De rood-witte vierzitter, de Robin DR401, het toestel van de vliegclub, brandt als een toorts.

Met de volledige 13000 liter water uit de blusreus dooft Niels het vuur, maar het is te laat. De Robin is verloren.

Een ramp? Absoluut. Meer dan dat: een ramp in het kwadraat. Want terwijl de Robin in de vlammen opging, raakte de luchthaven een tweede vliegtuig kwijt. De beruchte Cessna 206, die achter slot en grendel in de loods van de luchthavenpolitie stond, is tijdens de brand gestolen.

‘Hoezo, gestolen?’ vraagt Niels. Hij moet moeite doen om zich boven het verhitte rumoer in het clubhuis uit verstaanbaar te maken.

Drugstransporten, klaarlichte dag, niet te geloven!

Iedereen roept door elkaar heen en het enige wat Niels wil weten is: ‘Wáár ís de Céssná?!’
Een secondelang verstomt het rumoer. De aanwezigen kijken elkaar aan. Niemand kent het antwoord.

‘Van de radar verdwenen,’ zegt iemand.

‘De piloot negeerde de aanmaningen via de radio,’ zegt iemand anders.

'De luchthavenpolitie probeerde nog om hem klem te rijden.'

‘Zag je dat manoeuvre waarmee ze opstegen! Pure kamikazes!’

Binnen de kortste keren wordt er weer druk door elkaar heen geroepen en intussen sluipt de gedachte de hoofden binnen dat dit alles, de brand en op hetzelfde moment de diefstal, geen toeval kan zijn.

‘Geen toeval, maar een perfect georkestreerde, misdadige actie om de Cessna te recupereren,’ bevestigen de inspecteurs van de politie die ter plaatse komen.

Als allereersten leggen ze de brandweerlui met dienst op de rooster. Want is het niet vreemd dat geen van de drie op tijd in de buurt van de brand geraakte? Postoverste Niels sliep. Brandweervrouw Vera was naar eigen zeggen bezig aan de andere kant van het vliegveld. Ook brandweerman Jeroen had een bezigheid aan het verre einde van het terrein.

‘Waarmee dan? Waarmee waren jullie bezig?’ willen de inspecteurs weten.

De vraag van de politie is terecht, het antwoord van Vera en Jeroen is onbevredigend en dus worden beide brandweerlui voor verdere ondervraging meegenomen naar het politiekantoor.

Daar zoekt postoverste Niels hen op. Ook hij wil wel eens weten waarmee zijn collega’s bezig waren toen de Robin begon te branden, en hoe het komt dat hij helemaal alleen moest uitrukken. Of ze daar een goeie uitleg voor hebben?!

Gelukkig zal hij het verwijt nooit hardop uitspreken, want zelf lag hij te slapen.

Wanneer Vera binnenkomt in de verhoorkamer en tegenover hem aan de tafel gaat zitten, vraagt hij zacht: ‘Vera, wat is er gebeurd?’

Vera legt uit wat ze al aan de politie verklaarde: dat ze in de weer was met de verrekijker aan het uiteinde van RWY 11. Daar had een VL3 een mogelijk probleem met het landingsgestel gemeld. 

‘Zijn groene lampjes brandden niet, chief, hij had geen drie greens. In zo’n geval moeten wij toch gaan kijken of de wielen wel echt zijn uitgeklapt,’ verdedigt ze zich. Gelijk heeft ze. Stel dat het toestel zonder verdere controle was geland en dat er werkelijk iets mis zou zijn geweest met het landingsgestel, dan zouden er levens in gevaar zijn geweest. Wat veel erger is dan een vliegtuigbrand die normaal gezien door de piloot zelf geblust had moeten worden, toch?

Niels zucht diep en vraagt of er effectief iets mis was met het landingsgestel van de VL3, of het werkelijk niet of niet volledig was uitgeklapt. Vera?

‘Niets mis, chief,’ antwoordt Vera en ze zakt weer in. De melding was vals alarm. ‘En nu schijnt de politie te denken dat ik op die plek was om die drugsbende toe te laten hun slag te slaan, ze denken dat ik …’ Vera valt stil, slaat haar handen voor haar gezicht en begint te huilen. ‘Ze denken dat het iets te maken heeft met het studiegeld voor mijn jongens,’ snikt ze. ‘Omdat ik krap bij kas zit denken ze dat ik me liet omkopen, dat ik me geld liet toestoppen om weg te kijken. Maar Niels, jij kent mij, dat zou ik toch nooit doen?’

Zou het kunnen? denkt Niels. Alleenstaande moeder met twee flinke zonen. Niet gemakkelijk, weet hij. Zodra de gedachte in hem opkomt, veegt hij ze aan de kant. Niet Vera, zij niet.

 

DIT IS HOE HET VERHAAL EEN NIEUWE WENDING NEEMT

Jeroen dan?

Waar was Jeroen mee bezig?

‘Ik deed wat mij was opgedragen, chief. Ik controleerde het gras bij RWY 11, het stond nogal hoog. Twee kontjes ongeveer,’ zegt Jeroen. Bij hem geen spoor van tranen of berouw.

‘Wie had je dat gevraagd?’ Niels kijkt Jeroen strak aan.

‘Jij, chief.’ Jeroen kijkt alsof hij het zelf niet gelooft.

Dat doet ook de politie-inspecteur die bij het gesprek met Jeroen aanwezig is, niet. 

‘Wist u dat uw ondergeschikte een drank- en gokprobleem heeft?’ vraagt de inspecteur aan Niels. Ja, dat wist hij. ‘Jeroen zegt dat hij al jaren af is van die verslaving …’

‘Ik bén er ook van af, chief!’ Partyen, gokken, feesten, hij had zijn leven al lang gebeterd!

Maar is dat wel zo? Als Jeroen niet naar het verre eind van de piste ging voor een ongestoorde slok of online gok, wat deed hij daar dan wel? Rien ne va plus.

Aan het eind van de dag zit postoverste Niels met de handen in het haar.

‘Slaap er een nachtje over, lieverd,’ zegt zijn vrouw.

Nadat Niels er een nachtje over heeft geslapen, vat hij bij het begin van de nieuwe dag de koe bij de horens. Hij heeft iets goed te maken. Veel meer dan iets.

‘Tot op de bodem zal ik dit uitspitten,’ zegt hij wanneer hij zijn vrouw die ochtend gedag kust.

 

DIT IS HOE HET VERHAAL LANGZAAMAAN KEERT

Postoverste Niels begint de nieuwe werkdag met een lijstje. Een man met een plan is er immers twee waard en er valt wel een en ander uit te zoeken.

Zoals om te beginnen: Wie was de gelegenheidspiloot van de Robin, de man die het toestel liet uitbranden, degene die de blusapparaten die voorhanden waren ongemoeid liet, die ervandoor ging en het toestel ten prooi gaf aan de vlammen? Stichtte hij de brand? Was hij ook de dief die met de Cessna wegvloog?

Ten tweede: Wie was de piloot van de VL3 die het vals alarm met het landingsgestel meldde?  

Ten derde: Waarom was noch de poort, noch de zijdeur van de loods waar de gestolen Cessna stond geforceerd?

Het kost Niels een volledige dag om de antwoorden op alle vragen bijeen te sprokkelen.

De naam en geloofsbrieven van de gelegenheidspiloot die de Robin huurde, vindt hij in het register van de vliegclub. Hij hoeft niet verder dan twee weken terug te bladeren. Alles staat netjes opgetekend: de man en zijn documenten werden onderzocht en goed bevonden. De huurprocedure voor een niet-clublid werd correct gevolgd.

Niels kan niet anders dan constateren dat de gelegenheidsbestuurder van de Robin een bijzonder ervaren piloot is. Dokter ook, chirurg zelfs. Alom gerespecteerd. Of toch niet? Is hij niet de chirurg die enkele maanden geleden in opspraak kwam omdat hij bij een routineoperatie van een knieletsel een medische fout zou hebben gemaakt? Niels’ aandacht is gewekt. Nog meer wanneer hij in de krant leest dat de klacht die de mismeesterde patiënt tegen de chirurg indiende, niet lang nadien weer werd ingetrokken.

Verbeten bijt Niels in het dopje van zijn pen en denkt na over de vraag die hij zich samen met de journalist van het krantenartikel stelt. Waarom heeft de boze patiënt zijn aanvankelijke klacht tegen de chirurg zo snel weer ingetrokken? Ruikt dit naar chantage?  

Het antwoord op de vraag naar de piloot van de VL3 die een probleem had met het landingsgestel ligt moeilijker. De naam van de piloot blijkt, net als het alarm, vals te zijn. Wie de man is, komt Niels niet te weten, maar dat ook hij in het complot zat en voor afleiding moest zorgen, lijkt aannemelijk.

Hij concentreert zich dan maar op de derde vraag, want hoe kan het dat er geen enkele poort of deur geforceerd was? Op de camerabeelden die hij samen met een securityman bekijkt, ontdekt hij dat er slechts één persoon op de bewuste dag de luchthaven is binnengegaan en niet buiten is gekomen. Een vrouw. Ze zien haar lopen in de richting van de loods waar de Cessna stond.

Een nieuwe, allesomvattende vraag dringt zich aan Niels op:

Hebben de eigenaars van het drugsvliegtuig bij de voorbereiding van hun drugstransport meteen ook alle mogelijke noodscenario’s en reddingsoperaties uitgedacht? Hebben ze de juiste helpers gechanteerd en klaargestoomd om in actie te komen ingeval hun vliegtuig in beslag zou worden genomen?

Met alle antwoorden, nieuwe vragen, speculaties én een sprankeltje hoop bij de hand klopt Niels aan het eind van de dag bij het politiekantoor aan waar zijn twee collega’s, Vera en Jeroen, nog altijd worden vastgehouden.

 

DIT IS HOE HET VERHAAL AFLOOPT

Postoverste Niels zit in de verhoorkamer en praat opgewonden tegen de inspecteurs die belast zijn met de zaak van het gestolen vliegtuig.

Zie je dit, en dat, en wat denk je van zus en zo?!   

Een voor een vinkt Niels de items op zijn lijstje af en houdt daarbij de uitdrukking van de inspecteurs nauwlettend in de gaten.

Die blijft nietszeggend. Speculeren kan iedereen, dat maakt de twee brandweerlui niet minder verdacht, menen ze. Bewijzen hebben ze nodig, dat beseft de postoverste toch zelf ook?

‘Wat met alle aanwijzingen van kwaad opzet? Hoeveel meer hebben jullie er nog nodig?’ vraagt Niels terwijl hij als slotakkoord de op een stick meegebrachte camerabeelden toont van de vrouw die zich in de loods liet opsluiten om de poort te kunnen openen voor de gelegenheidspiloot.  

‘Halt, spoel terug!’ De oudste van de inspecteurs veert op wanneer hij de beelden ziet. Met zijn bril wat verder op zijn neus herbekijkt de man de securitybeelden.

‘Die vrouw herken ik, ze wordt gezocht,’ zegt hij.

Niels noemt de naam van de gelegenheidspiloot. ‘Hij is jullie beste kans, hij weet ongetwijfeld meer over de vrouw en over de hele affaire.’ Als Niels kon, zou hij de man nu meteen zelf een bezoekje brengen, maar daartoe is hij niet gemachtigd.

De tijd versnelt. De politie rukt uit, pakt de gelegenheidspiloot op en brengt hem binnen voor verhoor.

Nog voor de inspecteurs de man écht onder druk hebben gezet, bezwijkt hij. Murw na de maanden van chantage en bedreiging die volgden op de knieoperatie van niemand minder dan de drugsbendebaas, braakt hij alles uit wat hij weet. Alsof hij op dit moment had zitten wachten.

De tijd versnelt nog meer en voor een nieuwe ochtend aanbreekt, worden de vrouw die zich verstopte in de loods en de piloot van de VL3 met het vals alarm bij een inderhaast opgezette inval ingerekend. De verdwenen Cessna wordt gevonden op een luchthaven vlak over de grens met Frankrijk.

De drugshonden worden gewekt, geborsteld en gevoerd, en hun actie blijft niet zonder resultaat.

‘Weet je waar ze zaten?’ vraagt Niels wanneer hij na een lange nacht samen met Vera en Jeroen huiswaarts rijdt en verslag doet van de gebeurtenissen.

‘De honden?’ mompelt Jeroen.

‘De drugs natuurlijk! Achter een dubbele wand in de benzinetank van de Cessna, en in een holle ruimte onder de achterste passagierszetels!’ Niels klemt zijn handen om het stuur en kijkt in de achteruitkijkspiegel naar zijn collega’s die dicht tegen elkaar aan op de achterbank zitten, alsof ze …

Plots begint het hem te dagen. De spanning valt van hem af en hij barst in lachen uit. Als het gras twee kontjes hoog is neuriet hij en hij kijkt naar de glinstering in de ogen van Vera en Jeroen. Het was dus geen snelle gok of slok, maar een hart op hol dat Jeroen naar RWY 11 bracht.

Die avond vindt Niels zijn vrouw in de keuken aan het fornuis. Ze roert in zijn favoriete gerecht dat alles wat hem nog op de maag ligt zal helpen verteren: vol-au-vent.  

‘Vertel eens,’ zegt ze en ze leent hem haar luisterend oor.

Dankbaar slaat Niels zijn armen om haar heen. ‘Eerst was er een gestolen kus bij RWY 11, daarna een gestolen vliegtuig en nu …,’ hij geeft haar een klinkende zoen op haar mond, ‘… is de cirkel rond.’