‘Doe maar die ronde,’ zeg ik wanneer mijn man vraagt uit welke tas ik mijn thee wil drinken.
Tas, zegt hij, niet kop.
Het blijft stil. De geluiden die horen bij theezetten blijven achterwege. Geen kastdeurtjes die open- en dichtgaan, geen watergeborrel, geen geritsel van koekverpakkingen.
‘Wat ronde, hoe ronde,’ klinkt het ten slotte vanuit de keuken, ‘alle tassen die we hebben zijn rond.’
Met een plateau vol lege theekoppen in zijn handen loopt mijn man de living in.
‘Kies er de ronde maar uit,’ zegt hij.
Die, wijs ik, want alleen de bolle met Mimihopps erop is rond.
Mijn man snuift. ‘En die andere, hoe noem je die dan?’
‘Die daar is recht en die daar is ... euhm, piramidevormig, maar dan omgekeerd.’
Hij knikt, want we weten allebei dat het verloren moeite is ons gelijk te willen halen. Zijn en mijn hersenen nemen de wereld anders waar.
‘Gelukkig,’ grinnikt mijn man, ‘zijn er van de schoteltjes alleen ronde in de aanbieding.’
Ondertassen, bedoelt hij, maar die conversatie hebben we al gehad.
‘Ondersoustassen,’ lachen we tegelijk en het is allemaal eender, zolang er maar iets lekkers voor bij de thee op ligt.