Kaalslag

Amelia’s sleutel knarst in het slot van de voordeur.
Mijn ooglid begint te trillen, snel en teer als een kolibrievleugel. De rechterkant, alweer. Hoe rechter hoe slechter. Ik sluit mijn ogen, sus met mijn vinger.
Amelia komt de keuken binnen en snuift aan de lucht. Na vijf dagen van stilte komt ze om te praten.
‘Het eten is bijna klaar,’ begroet ik haar. Ik gooi de pasta in het kokende water.
Ze houdt me haar rimpelige wang voor. Ergens ter hoogte van het jukbeen, een harder deel van haar gelaat waar ze niet per ongeluk een losse rimpel naar binnen kunnen zuigen, beroeren mijn lippen haar huid. Mensen van een zekere leeftijd, van een zeker niveau, doen niet aan lebberen en ook niet aan bepotelen, vindt Amelia.
Stilzwijgend schuift ze het boek dat op de keukentafel ligt aan de kant. Dek de tafel maar, is wat ze niet zegt terwijl ze me aankijkt. Zoals gewoonlijk komt zij om te praten en moet ik beginnen.
Bij twee diepe pastaborden, een in elke hand, vind ik houvast. 
‘Amelia,’ vang ik aan, ‘ik heb nagedacht over wat je zei de vorige keer.’ Ik draai me naar het fornuis, vis met een vork een sliert tagliatelle uit de pot en steek haar de vork toe. ‘Je hebt gelijk,' zeg ik 'spontaan, verrassend, romantisch, knap, flitsend ...’ Ik haal mijn schouders op. ‘Zo ben ik niet.’
‘Al dente,’ uit ze keurend haar eerste woorden van de avond, ‘comme il faut, Jan.’ De groeven om haar mond plooien zich in een toegeeflijker stand. Met een koffielepel schept ze saus uit de pan en proeft. ‘Beetje flets, de afwerking kan beter.’ Ze knikt naar de pepermolen.
Met enkele krachtige draaibewegingen haal ik de pepermolen over de pan. 
‘Kalm aan!’ Haar puntige vinger wijst naar mijn bril die naast het boek op de keukentafel ligt. ‘Zet je bril op, alsjeblieft, Jan.’
Over de tafel heen reikend naar de bril, stoot ik mijn hoofd tegen de hanglamp.
‘Wat een kaalslag,’ merkt Amelia op. Naast mij staat ze, in het bungelende licht van de lamp. Aan de warmte die ze plots uitstraalt, voel ik hoe haar humeur een oppepper krijgt. Zonder haar aan te kijken, weet ik dat ze glimlacht.
Ik giet de pasta af, meng er de saus doorheen en stop mijn handen in mijn broekzakken. De restanten van mijn haar die de kaalslag hebben overleefd, roeren zich op mijn hoofd, rechten zich op mijn hoofd en onverwacht slaat ook míjn humeur om. Mijn handen ballen zich tot vuisten en ik verdring Amelia’s lach, vervang hem door die andere, de fijne, lieve lach van de laatste dame in de rij.
‘Hoe heet je? Waar kom je vandaan?’ had ze gevraagd. Snel, ratelend, want veel tijd hadden we niet. Gretig had ik mijn naam genoemd.
‘Jan Van Opwijk, en je bent van Deurne!’ had ze spontaan uitgeroepen.
Zij heette Lily en ze hield van koken en van lekker eten. Dat hadden we later die avond samen gedaan. Lekker gegeten, en lekker gekust, gelebberd, bepoteld. Want op onze leeftijd mocht het vooruitgaan.  
‘Jan! Wat sta je daar te grijnzen.’ Amelia prikt in mijn zij met haar puntige elleboog.
Met ontspannen handen schep ik de borden vol. ‘Madame est servie,’ zeg ik net als alle andere avonden die we samen doorbrachten de afgelopen vijf jaar.
‘Je hebt je best gedaan, Jan.’ Amelia draait een hap tagliatelle rond haar vork. 
Met een knik aanvaard ik haar oordeel en stilzwijgend zit ik de maaltijd en de avond uit.
Wanneer ik haar na ons samenzijn in haar jas help, kijkt Amelia me veelbetekenend aan. ‘De afwerking kan beter, Jan. Maar het geheel kan ermee door.’
Ik leg de jas om haar schouders en streel het zachte bont van het kraagje. ‘Ermee door kunnen is niet goed genoeg meer, Amelia,’ hoor ik mezelf zeggen.    
Met een ruk keert ze zich naar me om. Alsof ze voorvoelt dat ze niet wil horen wat ik te vertellen heb, perst ze haar lippen op elkaar in een afwerende streep.
‘Heb je ooit gehoord van speeddating voor senioren, Amelia?’ Ik reik langs haar heen en open de deur. ‘Het is flitsend, spontaan, romantisch, het hele pakket. Ik kan het je aanbevelen.’ Met zachte dwang duw ik haar naar buiten. ‘Verras jezelf, net zoals ik dat heb gedaan.’