‘Wat ga je daar doen?’ vragen de mensen wanneer we vertellen dat we binnenkort vertrekken naar Kabrousse, een dorp in de Casamance, de groene regio in het zuiden van Senegal. ‘Jullie zijn toch geen ontwikkelingshelpers?’ en in één adem stellen ze vast dat we ook niet in de gezondheidszorg of de mijnbouw werken.
We vertellen dat we er hetzelfde gaan doen als thuis: leven, werken, eten en drinken, maar dan in de zon, op z’n Afrikaans.
‘Armoedig, miserabel?’ constateren sommigen en dan volgen de verhalen over sloppenwijken en ziektes, rampspoed en geweld, doemverhalen van horen zeggen door vrienden en familie, kennissen of collega’s.
Het zijn zelden verhalen over veerkracht en levenslust, twee eigenschappen die wij de afgelopen tien jaar bij elke ontmoeting met mensen uit de Casamance hebben ervaren. Het zijn ook zelden verhalen over optimisme of dadendrang en niet één personage in de doemverhalen lijkt op de dynamische, Afrikaanse jongeren die wij hebben ontmoet: meertalig, met een hands-on aanpak, teamplayers, people-oriented, agile en lean - huh? - en gepassioneerd, dat ook :-).
Wat we gaan doen in Kabrousse?
Dat zien we wel. Leven, beleven en met veel positiviteit en vanzelfsprekendheid, op z’n Afrikaans, bouwen aan iets moois.