La dame aux camélias

Vijftien jaar geleden schonk mijn schoonmoeder ons een cameliastruik, die we bovenop het talud in onze tuin, tussen twee spirea’s in, een plekje gaven.
‘Zorg er goed voor,’ zei mijn schoonmoeder en vervolgens vroeg ze elk jaar rond februari-maart of de camelia al bloemen had.
‘Dit jaar niet,’ antwoordden we.
‘Het is een zorgenkindje,’ zeiden we. De winter was wellicht te koud. Of te warm, of te nat of niet nat genoeg. Wie zal het zeggen.
Toen mijn schoonmoeder er niet meer was, vergaten we naar de camelia te kijken.
Tot we dit jaar tussen alle tinten groen in onze verwilderde laat-maar-groeientuin enkele helrode dotten bemerkten.
‘De camelia bloeit!’ zeiden we en we hieven onze handen voor een high five in de strakblauwe lucht. Nog voor de zege beklonken was, zag ik de vraag in de blik van mijn man.
‘Hebben we dat al die jaren domweg gemist?’ sprak ik ze uit en we keken rond in onze tuin. Alles zag eruit zoals andere jaren, alleen het oplichtende rood was nieuw.
Deze lente is anders, besloten we, het is de lente van corona, maar ook de lente van het rode cameliahart.