Overal waar ik ga in Kabrousse, zie ik koeien. Op straat, op het zandpad, op het strand, in de duinen. Er zijn er minstens evenveel als eind vorig jaar.
Eind vorig jaar kochten we elke dag verse melk van die koeien, melk die we lieten fermenteren tot dikmelk. Nu is er nergens verse melk te vinden. Het tafeltje langs de kant van de baan waar de plastic flessen stonden, blijft leeg.
‘Geen melk vandaag,’ zegt de man die op de stoel bij het tafeltje zit te dutten.
‘En morgen?’ vraag ik.
Hij haalt zijn schouders op en slaapt verder.
‘Toch vreemd, en dat met al die koeien,’ zegt mijn man.
We leggen er ons bij neer en vervangen de dikmelk die we aten bij het ontbijt door yoghurt uit een potje.
‘Weet jij waarom er geen verse melk is in februari?’ vraag ik later die dag aan Suzanne.
We staan in de tuin bij het fruitboompje dat geënt werd, waardoor de takken aan de ene kant sinaasappelen dragen en aan de andere kant clementines.
‘Omdat de rijst geoogst is,’ antwoordt ze.
Aan de frons in mijn voorhoofd ziet ze dat ik het niet begrijp.
‘In de periode voor de oogst hoeden de herders de kudde en als het avond wordt gaan de koeien in de kraal. Anders vreten ze de rijstvelden kaal.’
‘En na de oogst worden ze niet bijeengedreven en niet gemolken,’ knik ik.
Suzanne knikt mee. ‘De koeien hebben vrijaf.’
Daardoor is er geen melk.
‘Er is wel fruit.’ Suzanne wijst naar de vruchten en zegt dat ze rijp zijn.
‘Vers sinaasappelsap bij het ontbijt. Dat zal smaken.’ Ik pluk een vrucht waarin ik, ondanks de groenige kleur, een sinaasappel meen te herkennen.
‘Dat is een clementine.’ Suzanne neemt de vrucht uit mijn handen. ‘Ruik aan de bladeren.’ Ze duwt twee bladeren onder mijn neus.
Terwijl ik met voorovergebogen hoofd aan de bladeren snuif en enkel een vage citrusgeur gewaarword, een beetje bitter, zestig, waait door een plotse windstoot een onopvallend bruin lint dat aan de takken van het boompje hangt, in mijn gezicht.
‘Nu snap ik hoe jij het verschil ziet,’ lach ik en ik wijs naar het knisperende lint, ‘de clementines krijgen een lint, de sinaasappelen niet.’
Suzanne zucht. ‘Die linten,’ zegt ze langzaam, ‘zijn grigri, amuletten om de fruitdieven weg te jagen.’
Ik kan niet anders dan knikken, want ik weet intussen dat voor alles wat op het eerste gezicht vreemd lijkt, er altijd een uitleg is. De ene al meer plausibel dan de andere.