Strappen

Symmetrisch trappen terwijl je wandelt is een kunst. Symmetrisch trappen doe je tegen steentjes en denappels, gesloten of open, tegen alles wat trapbaar is. Je trapt met de voet die het eerst in de voordeligste trappositie staat. Soms is dat links, andere keren is het rechts. Net als in elk waardevol spel, speelt ook in dit spel het toeval mee.
Zodra de eerste trap gegeven is, moet de volgende symmetrisch zijn. Dat betekent een trap tegen hetzelfde voorwerp, maar met de andere voet.
Om symmetrisch te trappen heb je soms een dribbelpas of een extra lange stap nodig. Dat mag, het hoort erbij. Wat niet mag, is inhouden of halt houden. De hoogst haalbare wandelsnelheid moet worden aangehouden. Als een steentje uit het zicht stuitert of een denappel wordt vertrapt – per ongeluk, nooit met opzet – zoekt de voet die aan de beurt is naar een nieuw voorwerp waarmee een symmetrische trap kan worden uitgevoerd.
Heeft symmetrisch trappen enig praktisch nut?
Zeer zeker.
Het houdt grilligheid, weerspannigheid en onzekerheid aan de teugel, vooral op dagen dat de wind wispelturig waait.
Het geeft rust aan lichaam en geest en een tijdlang is alles weer in balans.