VERHALEN

18 juni 2020

De grootvader en de hond

De grootvader had een hond. De hond had een hok. Drie muren van betonplaten, een voorkant van kippengaas en een doorschijnend golfplaten dak dat het geroffel van de regen vertienvoudigde. Aan de ene kant van het tuinpad lag het hondenhok, aan de andere kant het groenteveld met aspergebedden en rijen spruitjes, bonen en kolen. Op een dag waren ze weg. De grootvader, de hond en het hok. Ook het veld verdween. Het werd ingezaaid met gras. Alleen de betonnen vloer van het hondenhok lag waar hij altijd had gelegen. In het midden van die vloer zat ik vele zomerdagen lang in de zetel van de grootvader. Er zat een scheur in het dikke, grijze plastiek waaruit gele mousse tevoorschijn stulpte. Met mijn vingers verankerd in de scheur luisterde ik naar de geluiden van de dag en keek naar het verschuiven van het licht. Af en toe, als ik bewoog, vloog […]
13 juni 2020

Droge bonen

Bleekjes en vermoeid lagen mijn gedachten er de afgelopen weken bij, als bonen in een blik, dicht tegen elkaar aan gepropt, identiek gekloond. Kleur-, geur- en smaakloos. Drooggekookt, in beslag genomen door project x, project y, nieuwigheid 1, digitalisatie 2, 3, 4, 5 en verder. Hoeveel projecten met nieuwigheden en digitalisaties kunnen hersenen verwerken zonder te kraken? Wanneer komt er een einde aan de veerkracht, het willen weten, willen bijbenen, bijblijven? Op een dag weet ik het antwoord op die vraag. Maar die dag is niet vandaag. Want vandaag schijnt de zon. Het bos dampt na de regen van gisteren en ruikt naar humus en bloemen. Ik stap stevig door en mijn gedachten lopen mee, springen in het rond, als smarties uitgegoten in een bord, klaar om gegeten te worden.
9 mei 2020

Kaalslag

Amelia’s sleutel knarst in het slot van de voordeur. Mijn ooglid begint te trillen, snel en teer als een kolibrievleugel. De rechterkant, alweer. Hoe rechter hoe slechter. Ik sluit mijn ogen, sus met mijn vinger.Amelia komt de keuken binnen en snuift aan de lucht. Na vijf dagen van stilte komt ze om te praten.‘Het eten is bijna klaar,’ begroet ik haar. Ik gooi de pasta in het kokende water.Ze houdt me haar rimpelige wang voor. Ergens ter hoogte van het jukbeen, een harder deel van haar gelaat waar ze niet per ongeluk een losse rimpel naar binnen kunnen zuigen, beroeren mijn lippen haar huid. Mensen van een zekere leeftijd, van een zeker niveau, doen niet aan lebberen en ook niet aan bepotelen, vindt Amelia.Stilzwijgend schuift ze het boek dat op de keukentafel ligt aan de kant. Dek de tafel maar, is wat ze niet zegt terwijl ze me aankijkt. Zoals gewoonlijk […]
3 mei 2020

Klavers

In de jaren stillekes, toen er nog moemoes en vava’s waren, stonden de weiden vol paardenbloemen en klavers. Vava’s maaiden ze met de zeis, moemoes sikkelden erachteraan en kinderen en konijnen keken toe. Mijn vava kende er wat van, van maaien. Op zijn houten klompen stond hij middenin het groen en zwaaide zijn zeis met een snelle haal naar links en een snelle haal naar rechts. Gras en onkruid vielen eensgezind aan zijn voeten. Hij was een buitenmens, een wandelaar, net als ik. Amper 62 was hij toen hij stierf. Tien jaar ouder dan ik nu ben. Tien jaar? Hop, rap die schoenen aan. Wandelen en kijken naar al het paars, geel, wit, blauw en groen van de lente.